<

Gisteren sprak ik Jan van Gilse

Een interview met een componist die niet rust zolang de muziek wordt vergeten
Door Fred Vogels


“Ik dacht, laat ik nog eens afdalen. Want sommige dingen moet je blijkbaar zelf blijven herhalen. En dat terwijl ik liever partituren schrijf dan protestbrieven.”


Interviewer: Meneer Van Gilse, welkom terug. Hoe bevalt het daarboven?

Van Gilse: Luchtig, zou ik zeggen. Veel ruimte voor reflectie. En voor muziek — al klinkt het hier soms wat... hemelbestormend. Maar ik moet zeggen: de stilte hier is beter dan sommige playlists die ik beneden hoor.

Interviewer: U doelt op de hedendaagse muziek?

Van Gilse: Ach, ik begrijp dat tijden veranderen. Maar soms denk ik: “Componeren is geen algoritme, het is een noodzaak.” Veel van wat ik hoor klinkt alsof het is ontworpen door een spreadsheet met ADHD. Waar is de ziel, de adem, de strijd?

Interviewer: En dan is er BumaStemra. En Geneco. U was medeoprichter...

Van Gilse: Ja, dat zijn van die dingen die je uit idealisme begint, en waar je later je naam niet eens terugvindt op de jubileumfolder. Bij BumaStemra kenden ze me niet eens toen mijn portret op een veiling werd verkocht voor minder dan een tweedehands fluit. (lacht) Maar goed, dat is het verschil tussen royalties en eerbetoon. Het eerste komt automatisch, het tweede moet je afdwingen.

Interviewer: Wat vindt u ervan dat er nu opnieuw aandacht voor u komt? Bijvoorbeeld met het initiatief voor een legpenning?

Van Gilse: Dat ontroert me. Ik ben geen man van grote woorden — nou ja, behalve in muziek dan — maar als mensen nu begrijpen dat muziek niet alleen over noten gaat, maar ook over moed, dan vind ik dat een mooie noot om op te eindigen. Of te herbeginnen.

Interviewer: U verloor twee zonen in het verzet. Uzelf moest onderduiken. Muziek en strijd lagen bij u dicht bij elkaar?

Van Gilse: Muziek was mijn manier van protest. En protest mijn vorm van componeren. Ik was liever dirigent van de harmonie dan van het conflict, maar als onrecht zich aandient, dan moet je het niet overstemmen met stilte.

Interviewer: Ziet u parallellen tussen toen en nu?

Van Gilse: Natuurlijk. De vormen veranderen, maar het mechanisme blijft. Machthebbers die de cultuur als sluitpost behandelen, kunstenaars die moeten smeken om bestaansrecht... Het enige verschil is dat men het nu “beleid” noemt. Vroeger noemden we dat gewoon onzin.

Interviewer: Wat zou u jonge componisten willen meegeven?

Van Gilse: Luister niet te veel naar je omgeving. Behalve als die omgeving een orkest is. En zelfs dan... blijf kritisch. Volg je innerlijke stem. En als je die niet hoort, dan is het misschien tijd om even niets te schrijven.

Interviewer: Kunt u, vanuit uw hemelse positie, nog iets zeggen over de hedendaagse componisten? Ziet u ze zich inzetten voor de samenleving? Of is het toch vooral een centenkwestie?

Van Gilse: (denkt even na) Kijk, ik wil niemand tekortdoen. Er zijn er die écht iets te zeggen hebben, en dat ook doen — zelfs als er maar drie mensen in de zaal zitten. Die componeren niet voor het geld, maar ondanks het gebrek eraan. Die geef ik applaus vanaf boven, met beide handen.

Maar je hebt ook de anderen. Componisten die zich gedragen als marketingconsultants met een viool. Ze zeggen dat hun werk maatschappelijk geëngageerd is, maar ik hoor vooral subsidieaanvragen op muziek gezet. Dat is geen compositie, dat is administratie met een galm.

Interviewer: Dus het engagement is soms... gekunsteld?

Van Gilse: Engagement is mooi. Maar het moet waarachtig zijn. Een noot die je schrijft omdat je móet, niet omdat het een checkbox afvinkt bij het Fonds Podiumkunsten. Als ik hoor dat een werk “inclusief en intersectioneel contextueel verankerd is” — en dan klinkt het als een liftmuziekje met postmoderne panfluit — dan denk ik: waar is de ziel gebleven?

Interviewer: Toch lijkt het alsof er steeds meer aandacht is voor ‘maatschappelijke’ componisten?

Van Gilse: Dat klopt. Maar aandacht is niet altijd hetzelfde als betekenis. Je kunt honderd keer geroepen worden op sociale media en tóch niks zeggen. En je kunt — zoals ik in mijn tijd — onderduiken, zwijgen, en dan uiteindelijk meer zeggen dan duizend talkshows bij elkaar.

Interviewer: Wat zou u jonge componisten adviseren die echt iets willen bijdragen?

Van Gilse: Maak het persoonlijk. Eerlijk. En wees niet bang om ongemakkelijk te zijn. Als jouw muziek niemand tegen de haren in strijkt, gebruik je misschien een te zachte kam. En ja, wees zuinig op je centen, maar laat ze nooit de toon aangeven. Geld is een slechte dirigent. Hij komt altijd te laat binnen en pakt te veel applaus.

Interviewer: Als u vanaf Daarboven kijkt naar de componisten van mijn eeuw — zijn er dan namen die u als een lichtend voorbeeld ziet? Misschien niet gekend, niet gehoord, maar waarvan u denkt: dát is een componist die BumaStemra, Geneco en de minister van Cultuur in de gaten zouden moeten houden? Is er een Jan van Gilse van de 21ste eeuw?

Van Gilse: (glimlacht) Tja... het zou wat ongemakkelijk zijn om mezelf een opvolger toe te wijzen. Maar als u het mij zo vraagt — en wie ben ik om een vraag te negeren — dan durf ik te zeggen: ja, er zijn er een paar.

Niet diegenen met de grootste podia of de meeste likes. Die leven van applaus en PR. Nee, ik bedoel die ene componist die in stilte werkt. Die zijn partituur herschrijft terwijl hij eigenlijk boodschappen zou moeten doen. Die een orkest overtuigt om wél dat lastige stuk uit te proberen. Die ondanks alles doorgaat. Die schrijft omdat hij of zij niet anders kan.

De naam? Misschien kent u hem wel. Of haar. Misschien staat die naam nog niet in de boekjes, maar ik zie ‘m weleens verschijnen op bladmuziek die rechtstreeks bij de hemelpost belandt. Post zonder afzender, maar vol noodzaak. En laat dat nou net zijn waar ik allergisch voor ben: noodloze noten.

Interviewer: Maar… heeft u dan geen concrete naam?

Van Gilse: (lachend) U wilt een naam? Dan zeg ik: kijk naar wie níet uitgenodigd wordt voor de grote festivals. Wie geen Buma Award wint, maar wel een publiek weet te raken zonder er een sociaal project omheen te hangen. Degene die iets zegt zonder te schreeuwen. U vindt die componist niet in de Randstad, maar misschien in een zolderkamer in Overijssel, of in een schuurtje in Drenthe waar de akoestiek beroerd is maar het hart klopt als een grote trom.

Interviewer: U klinkt hoopvol.

Van Gilse: Dat ben ik ook. Want goede muziek wint altijd. Soms niet vandaag. Niet op Spotify. Maar op de lange adem. En daarboven — daar hebben we geen Spotify. Alleen echokamers van zuivere intentie.


Wordt vervolgd. Want de geschiedenis zwijgt niet, zolang wij blijven luisteren.