Inleiding: Waarom Jan van Gilse nú telt

Er zijn namen die verdwijnen. En namen die blijven.
Jan van Gilse is tot nu toe een naam die te vaak in de schaduw bleef.
Onterecht.

Hij was een van de belangrijkste Nederlandse componisten van zijn tijd, een geëngageerd dirigent, en een mens met principes. Maar vooral was hij een man die zijn rug recht hield toen dat levensgevaarlijk was. In de Tweede Wereldoorlog verzette hij zich tegen de verplichte inschrijving bij de Kultuurkamer. Hij dook onder. Hij verloor zijn beide zonen, Janr en Maarten, aan de terreur van de bezetter. En hijzelf stierf kort daarna, uitgeput, maar ongebroken.

Ik ben Jan van Gilse niet vergeten. En ik wil dat Nederland hem ook niet vergeet. Daarom ben ik dit initiatief gestart: een legpenning ter nagedachtenis aan Jan van Gilse, en aan de morele moed die hij én zijn kinderen toonden. Niet als ornament, maar als levend symbool. Voor kunst. Voor vrijheid. Voor geweten.

Op mijn website janvangilse.nl heb ik al het een en ander gepubliceerd. Maar het is tijd voor meer. Voor verdieping. Voor eerherstel. Voor betrokkenheid. Dit werk wil het complete verhaal vertellen: van zijn jeugd en zijn muziek tot zijn strijd, zijn verlies en zijn erfenis.

En het wil uitmonden in iets tastbaars: een legpenning die zijn naam draagt.
Niet alleen om te herinneren, maar ook om te inspireren.

Want Jan van Gilse is niet alleen geschiedenis.
Hij is een geweten dat zich uitstrekt tot vandaag.


Levensloop: Een leven voor muziek én moraal

Jan van Gilse werd geboren op 11 mei 1881 in Rotterdam. Hij groeide op in een intellectueel gezin waar kunst en cultuur vanzelfsprekend waren, maar waar ook discipline en principes golden. Die twee elementen – gevoeligheid én overtuiging – zouden zijn hele leven blijven bepalen.

Al vroeg bleek zijn muzikale talent. Hij studeerde aan het conservatorium van Keulen en vervolgde zijn opleiding in Leipzig, waar hij de fijne kneepjes van het vak leerde kennen. Niet alleen als componist, maar ook als dirigent wist hij indruk te maken. In 1901 won hij de prestigieuze Michael Beerprijs van de Pruisische Academie van Kunsten, wat hem in staat stelde om langere tijd in Italië te verblijven. Daar schreef hij enkele van zijn eerste grootschalige werken, waaronder de Symfonie in F.

Zijn stijl was uitgesproken laatromantisch, beïnvloed door Mahler, Bruckner en Reger. In een tijd waarin de muziekwereld zich langzaam naar het modernisme bewoog, koos Van Gilse bewust voor klankkleur, emotionele zeggingskracht en menselijke maat. Dat maakte hem geliefd, maar ook omstreden – net als zijn persoonlijkheid.

In 1917 werd hij benoemd tot directeur van het Utrechts Conservatorium en kort daarna tot dirigent van het Utrechts Stedelijk Orkest. Maar zijn kritische houding ten opzichte van bestuurlijke bemoeienis leidde tot conflict. Hij streed voor artistieke onafhankelijkheid, voor eerlijke beloning van musici, en tegen oppervlakkigheid. Uiteindelijk werd hij weggestemd. Het zou niet de laatste keer zijn dat hij zijn positie opofferde voor zijn principes.

Vanaf de jaren dertig werd Van Gilse steeds actiever in het organiseren van de muzikale beroepsgroep. In 1913 was hij al betrokken bij de oprichting van Geneco, de belangenvereniging voor Nederlandse componisten, die hij samen met tijdgenoten als Cornelis Dopper en Sem Dresden tot stand bracht. Later werd hij ook voorzitter van Buma, de auteursrechtenorganisatie voor musici. Vanuit deze positie streed hij onvermoeibaar voor een eerlijke vergoeding voor componisten en tekstdichters. Hij zag hoe muziek steeds vaker werd uitgevoerd, gekopieerd of uitgezonden zonder dat de makers daar ook maar iets voor ontvingen.

Voor Van Gilse ging het om meer dan contracten of centen: het ging om erkenning.
Muziek was niet alleen kunst, maar arbeid. En arbeid verdiende bescherming – zowel economisch als moreel.

In 1933 richtte hij de Nederlandse Toonkunstenaarsbond op, mede uit protest tegen het opkomende nationaalsocialisme in Duitsland, maar ook als poging om de Nederlandse beroepsgroep te verenigen. Hij begreep als geen ander wat er op het spel stond: niet alleen voor musici, maar voor de vrijheid van expressie zelf.

Toen de bezetting in 1940 een feit werd, stond Van Gilse opnieuw op. Hij weigerde zich aan te sluiten bij de Kultuurkamer – de door de nazi’s ingestelde organisatie die kunstenaars onder controle wilde brengen. Daarmee werd hij automatisch een verdachte in de ogen van de bezetter. Hij dook onder, eerst bij bevriende musici, later in kloosters, bij familie en in verzorgingshuizen.

Het zwaarst werd echter het verlies van zijn zonen. Janr en Maarten, beide actief in het studentenverzet, werden opgepakt en gefusilleerd door de Duitsers – op verschillende momenten, zonder dat hun vader ervan wist. Van Gilse leefde maanden in onzekerheid. Toen hij eindelijk het nieuws hoorde, was hij lichamelijk én geestelijk gebroken. Zijn hart kon het niet meer aan.

In september 1944 stierf hij in Oegstgeest. Niet op een podium, niet omringd door applaus, maar in stilte – en in trouw aan zijn eigen waarden.
Hij werd begraven onder een valse naam.
Pas later zou men hem zijn naam teruggeven.

Jan van Gilse koos nooit de makkelijkste weg.
Hij koos de juiste.


Zijn muziek: Groot in stilte

Wie de muziek van Jan van Gilse beluistert, hoort een andere tijd. Een wereld waarin melodie nog durfde te zwellen, waarin gevoelens niet werden gerelativeerd, maar omarmd. Een wereld waarin een componist met volle overtuiging het orkest gebruikte als spreekbuis van zijn ziel.

Van Gilse was een laatromanticus in hart en nieren. In een tijd waarin velen zich afkeerden van de grote gebaren, bleef hij trouw aan zijn esthetiek: grootschalige werken, diepe emotionele lading, symfonische structuur. Geen componist van de kortademigheid, maar van de lange spanningsboog.

Zijn oeuvre is relatief klein, maar zorgvuldig opgebouwd. Het bevat vier symfonieën, enkele koorwerken, liederen, kamermuziek, en zijn levenswerk: de opera “Thijl” – een muzikale parabel over verzet, geschreven ver vóórdat de oorlog uitbrak, maar des te profetischer in zijn boodschap. Thijl Uilenspiegel als vrijheidsheld: rebels, grappig, strijdlustig. Van Gilse herkende zich erin. Niet voor niets werkte hij er tien jaar aan. Het werk werd pas in 2021 volledig uitgevoerd. Een rechtzetting, eindelijk.

Andere hoogtepunten uit zijn oeuvre zijn de Gijsbrecht van Aemstel-ouverture, de Tweede symfonie in Es (waarvan Willem Mengelberg ooit zei dat het "het beste was wat in Nederland geschreven is"), en het ontroerende Een Lingewaay, een koorwerk op tekst van Guido Gezelle.

Zijn stijl werd vaak vergeleken met Mahler of Reger, maar Van Gilse was geen epigoon. Hij had een helder oor voor balans en structuur, en een natuurlijk gevoel voor orkestrale klankkleur. Zijn muziek klinkt als een innerlijke noodzaak – geen academisch experiment, maar een persoonlijk testament.

En toch: lange tijd bleef hij onuitgevoerd. Onbegrepen.
De Tweede Wereldoorlog beroofde hem niet alleen van zijn leven, maar ook van zijn nalatenschap. Er was niemand meer om zijn werk te vertegenwoordigen. Zijn kinderen waren dood. Hijzelf was verdwenen. De wereld luisterde verder – zonder hem.

Pas vanaf de jaren tachtig kwam er langzaam een herwaardering op gang. Dirigenten, muziekwetenschappers en uitgevers begonnen zijn manuscripten te herontdekken. De opnames kwamen. De studies. En de uitvoeringen. Maar het blijft een druppel op de gloeiende plaat. Want Van Gilse is nog altijd niet de plek gegeven die hij verdient in het Nederlandse collectieve geheugen.

Zijn muziek vraagt geen bewondering.
Ze vraagt aandacht.
Een luisterend oor, en een open hart.

🎼 Belangrijkste werken

Orkestwerken:

  • Symfonie nr. 1 in F

  • Symfonie nr. 2 in Es

  • Symfonie nr. 3 “Erhebung”

  • Symfonie nr. 4

  • Ouverture “Gijsbrecht van Aemstel”

Vocale en koorwerken:

  • Een Lingewaay

  • Der Kreis

  • Liederen met orkest

Opera:

  • Thijl (1938–1940)

Kamermuziek:

  • Enkele fragmenten van strijkkwartetten

🎧 Luistertips (YouTube):

  • Thijl (NTR ZaterdagMatinee)

  • Symfonie nr. 2 (NedPhO, Porcelijn)

  • Ouverture Gijsbrecht

  • Een Lingewaay


De erfenis: Vergeten, herontdekt, geëerd

Toen Jan van Gilse in september 1944 overleed, was er niemand om zijn muziek nog te laten klinken. Zijn vrouw was gebroken van verdriet. Zijn twee zonen waren vermoord. De partituur van zijn opera Thijl lag veilig opgeborgen – maar niemand wist wat ermee te doen.

Nederland keek vooruit. De wederopbouw begon. En Van Gilse’s naam verdween uit beeld.

Pas eind jaren zeventig werd hij herontdekt. Onder anderen Marius Flothuis, Leo Samama en David Porcelijn speelden een cruciale rol in het opnieuw onder de aandacht brengen van zijn werk. Er kwamen opnames, concerten, heruitgaven. Maar zijn plek in het collectieve geheugen is nog steeds te smal. Nog te stil.

Daarom is het nu tijd voor meer dan herinneren.
Het is tijd voor erkenning.

De Jan van Gilse Legpenning is een poging om dat recht te zetten.
Niet als eerbetoon aan een verleden – maar als belofte voor de toekomst.


De Jan van Gilse Legpenning – Een eerbetoon aan betekenisvolle bijdragen aan het muziekleven

De Jan van Gilse Legpenning is geen prijs. Geen competitie.
Het is een onderscheiding – voor wie op eigen kracht, vanuit overtuiging, iets wezenlijks toevoegt aan het muziekleven. Artistiek, organisatorisch, maatschappelijk of stil en trouw.

Jan van Gilse stond voor principes. Voor eerlijkheid. Voor muziek die ertoe doet.
Deze legpenning eert wie vandaag datzelfde spoor volgt.

Toegekend op voordracht. Uitgereikt met overtuiging.

Niet als herinnering, maar als richting.